Jan Geert’s Column: Armslag van de Raad

5 februari 2021

De gemeentewet stelt dat de raad het hoogste orgaan van de gemeente is. In de praktijk lijkt het college van Burgemeester en Wethouders een centraler positie in de macht in te nemen. Maar, als het puntje bij het paaltje komt, heeft de gemeenteraad als controleur wél het laatste woord. De gemeenteraad heeft daarnaast nog een aantal speciale instrumenten om de rol van controleur kracht bij te zetten. Een enquête is er een, maar dat wordt maar heel zelden op gemeentelijk niveau ingezet. Een interpellatiedebat, waarin de raad buiten de agenda om in een raadsvergadering een aantal dringende vragen aan het college kan stellen, is een andere. En natuurlijk het indienen van een motie van wantrouwen. Hoewel er geen wet is die dit regelt, een aangenomen motie van wantrouwen is fataal voor de geadresseerde.

‘Een sprankje vertrouwen’

Op donderdag 28 januari was er zowel een debat over een motie van wantrouwen (voor de goede orde ook deze buiten de agenda van de raadsvergadering om), als een interpellatiedebat.

De SP had samen met Onafhankelijk Delft een motie van wantrouwen tegen de wethouders Van der Woude (VVD) en onze eigen Karin Schrederhof ingediend. Het in hun ogen totaal gefaalde participatieproces rond de clustering van basisscholen in de wijk Tanthof was de aanleiding. Het kostte een flinke tijd, maar de raad vond het ontijdig, onnodig en onzinnig om in deze fase van het project zo’n motie in te dienen. Het is waar dat er luidruchtige buurtbewoners zijn die de aanpak van de wethouders verwerpen. Alleen klopt het beeld dat de tegenstanders van de zogenaamde scholenschuif oproepen niet. Niet van de participatie op zich, noch van de stand van het project zelf. Er ligt nog geen enkel definitief besluit. Er komen nota bene nog tal van mogelijkheden om een geluid vanuit de wijk te laten horen. De SP en OD bleven moederziel alleen staan in hun volgehouden opwinding. Als oppositiepartijen CDA, Christen Unie en Stadsbelangen zo nadrukkelijk, soms op het vaderlijke af, de indieners van de motie op andere gedachten willen brengen, dan is er blijkbaar zelfs geen rook bij het vermeende schandaalvuurtje. Tot een stemming over de motie kwam het niet. Een “sprankje vertrouwen” dat de SP-woordvoerder in de antwoorden van de wethouders ontwaarde, bleek genoeg om de motie in te trekken.

Steen des aanstoots

Het door de Groep Stoelinga en Stadsbelangen Delft aangevraagde interpellatiedebat was misschien wel venijniger. Het onder preventief toezicht stellen van de Delftse gemeentelijke financiën door de Provincie was de steen des aanstoots voor de aanvragers van dit debat. Ze hadden om deze reden in november ook tegen de vaststelling van een niet-sluitende gemeentebegroting gestemd. Het was enigszins verrassend te horen dat er een aantal andere fracties waren die dit toezicht van de provincie niet hadden zien aankomen. Dat gaf wel enige zuurstof aan de verontwaardiging in de raad. Wethouder Brandligt kon in twee instanties de angel eruit trekken. Van misleiding van de raad was helemaal geen sprake. De PvdA-fractie kon waardering opbrengen voor het signaal dat de wethouder aan het Rijk had gegeven, want het niet-sluitend zijn is vooral het gevolg van onvoldoende financiële steun aan gemeenten in het algemeen. Met een kabinetsformatie op komst is dat een belangrijk signaal. De aanvragers van het interpellatiedebat lieten het toch aankomen op een stemming over een motie van afkeuring. Die kreeg naast de indieners alleen steun van de SP.

Dit alles had zoveel tijd genomen dat vele fractie praktisch zonder spreektijd zaten toen er nog een aantal belangrijke inhoudelijke agendapunten aan de orde kwamen. Daar kreeg de armslag van de raad toch een forse knauw. Want het debat raakte gemankeerd omdat enkele fracties nauwelijks inbreng konden hebben. Bijt hier de efficiëntiezucht niet in zijn eigen staart?

JanGeert van der Post