Gemeente in verzet
Ieder najaar domineert het debat over de begroting het politieke leven. Dat is op alle bestuursniveaus zo, dus ook op het gemeentelijke niveau. Op Rijksniveau begint dat met Prinsjesdag in september, voor gemeenten is dat oktober en november. In een heel bijzondere setting organiseerde Delft op 15 oktober de vergadering over de Algemene Beschouwingen. Deze keer niet in een raadsvergadering maar in een commissievergadering. Normaal gesproken is het een hoogtepunt in het politieke jaar. Maar in deze Coronatijden was het niet meer dan een digitale sessie met fractievoorzitters achter een laptop in hun eigen omgeving. Dat gaf uiteindelijk wel een andere lading aan het debat. Een democratisch feestje wilde het maar niet worden.
Voor een feestje is eigenlijk ook nauwelijks aanleiding. De financiële omstandigheden zijn voor gemeenten al jaren uiterst lastig. De grote decentralisatieoperatie vanaf 2015 heeft voor een enorme toename aan verantwoordelijkheden voor gemeenten gezorgd maar niet voor een evenredige groei van de budgetten. Met name de decentralisatie van de jeugdzorg, maar eigenlijk ook die voor de WMO, leveren de gemeenten forse tekorten op. Delft ontkomt daar ook niet aan. De economische crisis als gevolg van de pandemie maakt het allemaal niet eenvoudiger. Het mag dus niemand verbazen dat gemeenten in het algemeen de eindjes niet langer aan elkaar kunnen knopen.
Het college van Delft heeft de gemeenteraad een niet sluitende begroting aangeboden. Dat wil zeggen dat er tekorten zijn. Niet alleen voor 2021, maar zelfs ook voor de twee jaar daarna. In dat eerste jaar beloopt het tekort meer dan 6 miljoen euro. Heel formeel mag dat niet en zou dat aanleiding kunnen zijn voor verscherpt toezicht van de Provincie. Maar dit jaar gaat Delft met allerlei andere gemeenten de strijd met het Rijk aan. De Provincie Zuid-Holland steunt dit verzet, overigens. Dus wellicht zal het nog meevallen met het verscherpte toezicht. Minister Olongren van Binnenlandse Zaken geeft vooralsnog geen krimp. Maar of ze dat volhoudt is de vraag.
Juist die vraag leidde dan toch nog tot enig debat. De rechtspopulisten spraken er schande van dat er geen sluitende begroting ligt. Als het gat niet vóór 5 november gedicht is, dreigen ze met een motie van afkeuring.
De PvdA-fractie is over het algemeen tevreden met de keuzes van het college: de ingezette koers vasthouden en dus een tijdelijk tekort op de begroting accepteren. Verder wees Willy Tiekstra er nadrukkelijk op dat in de sociale voorzieningen een sobere aanpak niet mag leiden tot kortingen.
In vrijwel alle bijdragen aan de Algemene Beschouwingen stond de Corona-crisis centraal. Het is dan ook een fenomeen dat zoveel los en ook stuk maakt. Juist omdat de uitkomsten nog behoorlijk ongewis zijn, heeft de begroting nog weinig voorstellen voor de post-Corona-situatie. Verdiept de economische crisis zich in de tweede golf of valt dat mee, krijgen we uiteindelijk toch een ongewenst grote toename van de werkloosheid, blijft er wel voldoende ruimte voor investeringen? Het zijn allemaal vragen die het college nu niet wil, maar ook nog niet kan beantwoorden. En hoe de strijd met het Rijk afloopt, zal ook in grote mate bepalen hoe het antwoord op die laatste vraag er uitziet.
Voor het college en de coalitiepartijen is het wel erg jammer dat het oogstjaar van de raadsperiode, het derde jaar, nu zo gebukt gaat onder een pandemie. Zo lang mogelijk vasthouden aan de afgesproken koers is toch wel het minste dat je van de coalitie mag verwachten. Dat zal echter niet zonder slag of stoot gaan. De VVD en misschien ook D66 leggen financieel toch net andere accenten. Aan de fractie de taak pal te blijven staan voor hen die het in de stad niet gemakkelijk hebben en op steeds grotere achterstand dreigen te geraken.