Rare Raad
Een raadsvergadering begint al veel eerder dan het moment dat de voorzitter met een hamerslag de beraadslagingen opent. Dat is eigenlijk alleen de formele start. Vooraf hebben raadsleden en commissieleden zich al over de geagendeerde onderwerpen gebogen. In heel veel gevallen leidt dat tot overeenstemming in de commissievergadering-zelf. Tijdens de raadsvergadering valt dan weliswaar de formele goedkeuring, maar dat gaat dan met slechts een hamerslag.
In die gevallen dat de discussie in de commissievergadering niet in unanieme instemming uitmondt, kunnen de fracties het debat naar de raadsvergadering overhevelen. Het is dan gebruik om in de raadsvergadering de zaak niet dunnetjes over te doen, maar er een nieuwe draai aan te geven. Dat betekent in de praktijk dat fractie moties indienen. In enkele gevallen zelfs een amendement, een direct wijzigingsvoorstel op het voorliggende besluit.
In de Delftse raad zijn het overigens vrijwel alleen moties. Dat is eigenlijk vreemd. Een motie vraagt alleen het college ergens rekening mee te houden. Het is geen wijzigingsvoorstel op het te nemen besluit. Het gaat in moties meestal om zaken rondom het te nemen besluit. Dus als het commissiedebat niet tot overeenstemming heeft geleid, verwacht je vooral amendementen om het voorstel aan te passen of bij te buigen. Zo niet in Delft. Daar gebruikt men de vorm ‘motie’ om bijbuigingen te verkrijgen. In principe is dat een zwak middel, want het college kan een motie naast zich neerleggen. Een dergelijk als hautain te interpreteren handelswijze is politiek niet handig, want een aangenomen motie vertegenwoordigt de meerderheid van de raad. Maar het negeren van een aangenomen motie is staatsrechtelijk zeker niet onaanvaardbaar.
Een coalitiepartij wordt geacht niet zomaar moties tegen het ‘eigen’ college in te dienen. Er is immers alle gelegenheid vooraf om met de betreffende wethouder tot een akkoord te komen. Het staat nogal raar om je eigen bestuur op de vingers te tikken.
Toch is het precies dat wat in de afgelopen raad een aantal keren gebeurde. Vooraf waren een paar aangekondigde moties vanuit de coalitiepartij D66 (gericht nota bene tegen de eigen D66-wethouder Martina Huijsmans) nog schielijk ingetrokken. Maar andere bleven gewoon staan.
Het leverde soms vinnige debatjes op, waarin de PvdA zich hoeder van een zindelijk bestuur toonde. Niet de scoringsdrang om een motie ‘binnen te halen’, maar zorgvuldige besluitvorming stelde de fractie voorop.
Er zaten ook een aantal inhoudelijk zeer zwakke moties tussen. Dat gold zeker voor de VVD-Groep Stoelinga motie over het reguleren van het inzetten van BOA’s in burger om zicht te krijgen op klantengedrag in de Horeca in tijden van Corona. Nick den Hollander stelde vergeefs vragen naar de betekenis van de inhoudelijke punten in de motie. VVD-voorman Dimitri van Rijn ging daar bozig herhaaldelijk niet op in. Hij had blijkbaar geen antwoorden.
Niet alleen de fractievoorzitters van de coalitiepartijen zouden hier scherper op moeten letten. Ook de wethouders moeten minder angstig naar moties kijken. Bij moties vloeit er nauwelijks bloed uit een ferme weerstand tegen slappe of onduidelijke raadsuitspraken. Vooraf de beperkingen (of het onzinnige) van de motie aangeven, vóór er een heel verhaal over op te hangen, helpt duidelijkheid te verschaffen. Dat een stevige aanpak door het college helaas geen garantie op een zindelijk debat is, bleek toen burgemeester Bijsterveldt de BOA’s in burger-motie bestreed.
Dan blijft blijkbaar de notie over dat ‘wie een motie aanvaard krijgt, die blijft’; scorebord-politiek!