Tijdens de Algemene Beschouwingen eerder deze week reageerde onze fractievoorzitter, Willy Tiekstra, op de kaderbrief van B&W.
Zij betoogde de belangrijke coalitie themas in deze brief te herkennen, zoals de stevige basis, sterke wijken, meer banen dankzij innovatieve maakindustrie, de energie- en mobiliteitstransities , maar ook te moeten betreuren dat er geen concrete beleidsintensiveringen of nieuw beleid worden voorgelegd. Zij riep het College daarom op in de aanstaande Programmabegroting een vertaalslag van denken naar concrete voorstellen te maken. Hierbij stelt de PvdA voor te beginnen met een gastvrije entree naar de binnenstad, uitbreiden van autoluw plus, voldoende ruimte voor fietsparkeren, de Rode Loper, (groene) stadslogistiek, implementeren van de klimaatadaptatiestrategie, en niet in het minst aandacht voor het onderwijs met Kansen voor ieder kind.
Willy sprak haar zorgen uit over de onverwacht negatieve effecten van de Meicirculaire die haar doen twijfelen aan de uitvoerbaarheid van de ambities van het Delftse Coalitieakkoord. In een tijd van economische groei waarin een stad als Delft in zoveel wil en ook moet investeren zijn verdere bezuinigingen onverteerbaar voor de PvdA. Willy riep de partijen op met elkaar de uitdagingen aan te gaan en daarbij de mensen in de stad te betrekken.
Hieronder kunt u een transscript vinden van Willy’s betoog.
Voorzitter,
Iets meer dan een jaar geleden was ik een van de trotse ondertekenaars van het nieuwe Delftse coalitieakkoord dat de titel “De toekomst in uitvoering” meekreeg. Een mooie titel, maar ik moet bekennen dat ik mij nog steeds afvraag of hij wel klopt.
Want kan de toekomst eigenlijk wel in uitvoering zijn? Oké, je kunt dromen over de toekomst. Je kunt bang zijn voor de toekomst, je kunt je er ook op voorbereiden. Maar de toekomst uitvoeren? Vandaag is die toekomst van toen immers al het heden geworden. Ten minste, voor even. De toekomst is nu eenmaal oneindig en wat we vandaag nog als het heden of als de toekomst beschouwen, is volgend jaar gewoon verleden tijd.
Nu spreek ik deze woorden als historicus, mét de bij mijn vak horende neiging veel, zo niet alles, te relativeren. Maar dit zijn de Algemene Beschouwingen en dus is het zaak om verder in mijn hoedanigheid van politicus te spreken. En het is dan ook in díe hoedanigheid dat ik de volgende vraag wil stellen: hoe ver zij wij op dit moment eigenlijk met dat uitvoeren van die toekomst? Geeft deze Kaderbrief daar een voldoende bevredigend antwoord op?
We zien dan dat de brief ons allereerst de ambities in herinnering brengt zoals die zijn geformuleerd in het coalitieakkoord en aansluitend het bestuursprogramma: de stevige basis, sterke wijken, meer banen dankzij innovatieve maakindustrie, de o zo noodzakelijke energie- en mobiliteitstransities. Het zijn de ambities waar wij als PvdA nog steeds volledig achter staan.
Helaas bevat de Kaderbrief echter geen beleidsintensiveringen of nieuw beleid: daarvoor moeten wij wachten op de eerste echte Programmabegroting van dit College, later dit jaar. Het is het gevolg van de gang van zaken vorig jaar: het bestuursprogramma liet lang op zich wachten, waarmee de vertrouwde begrotingsroutine werd doorkruist.
In plaats van nieuw beleid biedt de Kaderbrief daarom vooral zicht op de voortgang die binnen de diverse ambities uit het bestuursprogramma is geboekt. En dat gebeurt aan de hand van een bepaald indrukwekkende reeks van actie- en uitvoeringsplannen, visies, ontwikkelingen, agenda’s, onderzoeken, voornemens en wat dies meer zij. Eén ding is duidelijk: er wordt goed nagedacht door het College en zijn ambtenaren. Dat is mooi en levert zeker ook goede plannen op, zoals de klimaatadaptatiestrategie die een state of the art staalkaart blijkt van alles wat op dit terrein mogelijk en noodzakelijk is. Maar bij de behandeling van dit stuk werd al wel de vraag gesteld, die bij het lezen van deze Kaderbrief ook bij mij opkwam, namelijk: mooi, maar wat is nu de volgende stap, wat gaan we nu concreet dóen?
Op deze vraag geeft deze Kaderbrief in de ogen van mijn fractie helaas nog onvoldoende antwoord. Maar misschien zijn veel van de vraagstukken waar wij in Delft voor staan ook wel te complex om er in korte tijd een visie op te ontwikkelen, laat staan al de vertaalslag van denken naar doen te maken. Een mooi voorbeeld hiervan is deze passage op pagina 16 van de brief: “In de binnenstad zien we veel ontwikkelingen. In 2019 brengen we deze in kaart, koppelen we projecten waar mogelijk en brengen we een prioritering en fasering aan. We benaderen de binnenstad daarbij integraal en zorgen ook intern voor goede afstemming.” En dit alles dan ook nog bezien “in samenhang”, met als doel “synergie” te realiseren. Complex, kortom, en nog te weinig concreet.
Dus voorzitter, de vraag is: hoe kom je nu van denken naar doen. Daar gaat het wat mijn fractie betreft nu om. En ik roep het College dan ook op om in de Programmabegroting zichtbaar te maken hoe hij die vertaalslag van denken naar concrete voorstellen heeft gemaakt.
Daarbij heeft de PvdA-fractie zeker een voorkeur waar die concrete stappen gezet moeten gaan worden. Ik had het zo-even al over de binnenstad: wanneer wordt er concreet werk gemaakt van een gastvrije entree naar de binnenstad, van het uitbreiden van autoluw plus, voldoende ruimte voor fietsparkeren, de Rode Loper, van (groene) stadslogistiek. Ik wees hiervoor ook op het grote belang van de vertaling van de klimaatadaptatiestrategie naar een plan van aanpak en concrete stappen. De mede door de PvdA ingediende motie “Maak klimaatadaptatie concreet” vraagt hier ook om. Ook met het huisvesten van de internationale schakelklassen op een locatie waar de leerlingen eindelijk optimaal bediend kunnen worden, kan wat mijn fractie betreft niet snel genoeg worden begonnen. En wij vragen ook aandacht voor de problemen die veel statushouders hebben om hun weg te vinden in de Delftse samenleving: een tot een half jaar beperkte begeleidingsperiode bereidt hen hier helaas duidelijk onvoldoende op voor.
Bij concrete stappen denken wij ook aan het onderwijs. Nadat hier al langere tijd door mijn fractie op was aangedrongen, is vorig jaar het koersdocument “Kansen voor ieder Kind” opgesteld, dat het startpunt vormt voor de dialoog met het onderwijs met als resultaat een strategische agenda. Op 21 mei zijn wij hier tijdens een technische sessie nader over geïnformeerd. Wat daarbij opviel was dat de partijen elkaar inmiddels goed weten te vinden, maar ook dat het proces behoedzaam verloopt en de nodige tijd vergt.
Maar is die tijd er wel? Eerder deze week liet een enquête van de AOb zien dat leraren met grote problemen kampen door de invoering van het passend onderwijs: er is onvoldoende extra ondersteuning voor zorgleerlingen, en te weinig tijd voor de overige leerlingen. Dit probleem hangt nauw samen met de moeizame relatie tussen onderwijs en jeugdzorg: de verbinding komt niet of nauwelijks tot stand. Vraag is of de Gemeente, vanuit haar directe verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg hier niet een stevige rol in zou moeten spelen, zeker ook in het licht van de ook in Delft sterk groeiende kosten voor jeugdzorg. Ik hoor graag van het College hoe het hier tegenaan kijkt en daarnaast wanneer de eerste concrete stappen kunnen worden verwacht, voortvloeiend uit de strategische onderwijsagenda.
Voorzitter, als er één ding ook wel duidelijk is in deze Kaderbrief, dan is het wel dat wij het niet alleen kunnen: we zijn bij het realiseren van onze ambities afhankelijk van vele andere partijen. Dat geldt ook voor een aantal voor mijn fractie wezenlijke dossiers. Willen wij de voorraad aan sociale woningen in Delft op peil houden dan zij wij mede afhankelijk van de regiogemeenten: ook zij zullen moeten bouwen. En waar het gaat om het vinden van duurzame oplossingen voor het probleem om de gestaag groeiende stroom van studenten te kunnen huisvesten, zal druk op de TU Delft moeten worden uitgeoefend. Om de negatieve financiële gevolgen van de decentralisatie van met name de jeugdzorg en de Wmo te beteugelen, is, al dan niet gezamenlijk, actie richting de Rijksoverheid noodzakelijk. En misschien wel de belangrijkste uitdaging: alleen door de mensen in de stad werkelijk te betrekken bij het realiseren van onze ambities, kunnen we Delft echt mooier en sterker maken. Hoe gaat het College er voor zorgen dat al deze samenwerkingsverbanden ook tot de gewenste, concrete resultaten leiden?
En dan het geld. Bij de bespreking vorige week van het Jaarverslag over 2018 was er alom tevredenheid over het geboekte positieve resultaat, naast zorg over de beperkte structurele investeringsruimte in de komende jaren. Nadat het College ons dinsdag per brief informeerde over de effecten van de meicirculaire is dat beeld gekanteld en weten wij dat het meerjarenbeeld en daarmee de investeringsruimte zelfs negatief is geworden.
Voorzitter, de PvdA ging de verkiezingen van 2018 in met als belangrijkste boodschap dat nu het economisch weer beter gaat, iedereen in Delft daar van mee moet kunnen profiteren. De gedachte dat wij ons echter eerder met bezuinigingen moeten gaan bezighouden om het structurele tekort op te vangen, is voor ons dan ook onverteerbaar. Er is dankzij het economische herstel van de laatste jaren geld genoeg, met name bij de Rijksoverheid, die het echter niet uitgeeft. Gevolg is dat de uitkering vanuit het Gemeentefonds terugloopt, terwijl de gemeenten steeds meer taken op hun bord zien belanden nadat er eerst flink op die taken is bezuinigd. Een vergelijking met de grote bedrijven dringt zich op: zij zetten hun winsten niet in voor een loonsverhoging, terwijl hun werknemers kampen met steeds verder stijgende kosten van levensonderhoud.
Bezuinigen, terwijl er zoveel is waarin wij willen en moeten investeren? Denk aan het sociaal domein, aan mobiliteit, woningen en duurzaamheid. Investeringen waarbij de kost in eerste instantie voor de baat uitgaat, maar die op langere termijn maatschappelijk of financieel rendement op zullen leveren. Hoe kunnen we investeren, ook bezien in het licht van de afspraak die we met elkaar hebben dat structurele uitgaven gedekt moeten worden uit structurele middelen?
Ik wil het College dan ook vragen om in de Programmabegroting te komen met oplossingsrichtingen en daarbij vooral slim en creatief te werk te gaan. Zaken die mij daarbij te binnen schieten zijn de definitie van wat incidenteel en wat structureel is, zowel waar het gaat om bestedingsdoelen als om middelen, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van lastenverhoging. Hoe zit het met Eneco en de criteria van Fonds 2040? Is gezien de lage rentestand en onze schuldquote lenen een reële optie? Tegenover dat laatste staat de PvdA zeker niet afwijzend. Op basis van de voorstellen van het College kunnen wij dan gerichte keuzes maken.
Voorzitter, ik ga afronden.
Ik begon met de vraag of je de toekomst wel kunt uitvoeren, zoals de titel van het coalitieprogramma, “De toekomst in uitvoering” suggereerde. Mijn antwoord was nee en ik denk dat de onverwacht negatieve effecten van de Meicirculaire dat ook bevestigen: de actualiteit vraagt steeds om een bijstelling van het beeld dat je van de toekomst hebt. De toekomst valt immers niet te voorspellen. Maar je kunt wel hopen, hopen dat zij goed voor ons zal uitvallen. Laten we dat dus met elkaar afspreken!